MAZDA MODEL 6 2016 Handleiding (in Dutch) 

Page 441 of 850

4–264
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen rechtvooruit zetten en uw auto langzaam
achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren
en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand. (Als de
parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de voertuigbreedterichtlijnen ten
opzichte hiervan parallel staan.)


(Displayconditie) (Voertuigconditie)

6. Wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) vanuit de achteruit (R) naar een andere stand van de
versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel (automatische
transmissie) wordt verplaatst, keert het scherm terug naar de voorgaande display.



Page 442 of 850

4–265
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPMERKING
Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder
aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid
aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
 
 In de afbeelding van de parkeerruimte (of garage) welke op het scherm wordt
weergegeven, kan het lijken dat het achterste uiteinde en de afstandrichtlijnen op de
monitor op één lijn zijn, terwijl deze op de grond in feite niet op één lijn zijn.
  Bij het parkeren in een ruimte die enkel aan één zijde van de parkeerruimte een
verdeelstreep heeft, kan het lijken dat de verdeelstreep en de voertuigbreedterichtlijn
op de monitor op één lijn zijn, alhoewel deze in feite op de grond niet op één lijn zijn.




Page 443 of 850

4–266
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en het weergegeven beeld
Er is een enige afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en de weergegeven wegsituatie.
Een dergelijke afwijking in het afstandsperspectief kan tot een ongeval leiden. Houd
rekening met de volgende omstandigheden die een afwijking in het afstandsperspectief
kunnen veroorzaken.
Wanneer de auto achterover helt als gevolg van het gewicht van passagiers en lading
Wanneer de achterzijde van de auto lager geworden is, lijkt het voorwerp dat op het scherm
wordt weergegeven verder dan de werkelijke afstand.

VariantieVoorwerp
Wanneer er een steile helling achter de auto is
Wanneer er een steile opwaartse helling (neerwaartse helling) achter de auto is, lijkt het
voorwerp dat op het scherm getoond wordt verder weg (neerwaartse helling: dichterbij) dan
de werkelijke afstand.

Lijkt verder
weg dan de
werkelijke
afstandLijkt
dichterbij
dan de
werkelijke
afstand
Voorwerp in
werkelijke positie Voorwerp in werkelijke
positieVoorwerp op scherm
A: Afstand tussen het voertuig en het voorwerp dat op het scherm wordt getoond.
B: Werkelijke afstand tussen voertuig en voorwerp.Voorwerp op scherm



Page 444 of 850

4–267
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto
Aangezien de afstandrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak, bestaat de
kans dat de afstand naar het driedimensionele object dat op het scherm wordt getoond
verschilt van de werkelijke afstand.

A
A
C B
CB
(Werkelijke afstand) B>C=A
Gemeten afstand op scherm A>B>C(Schermdisplay)
(Werkelijke conditie)

(Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject)
Bij het achteruitrijden nabij een driedimensionaal object
Bij het achteruitrijden nabij een overhangend object, bestaat de kans dat de auto het object
raakt, ook als de lijn van het geanticipeerde traject niet met het object op het scherm in
aanraking komt. De positie van het object dat op het scherm wordt getoond is verschillend
van de werkelijke positie omdat de lijnen van het geanticipeerde traject die op het scherm
getoond worden uitgaan van een horizontaal wegdek. Bij het achteruitrijden nabij een
overhangend object, de ruimte aan de achterzijde en rondom de auto rechtstreeks visueel
controleren.

(Schermdisplay) (Werkelijke aanzicht)



Page 445 of 850

4–268
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Afstelling van de beeldkwaliteit
WAARSCHUWING
Stel de beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor enkel af wanneer de auto stilstaat:
De beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor niet tijdens het rijden afstellen. Afstellen
van de beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor zoals helderheid, contrast, kleur en
kleurtint tijdens het rijden is gevaarlijk, aangezien u hierdoor van de besturing van de
auto kan worden afgeleid, waardoor een ongeluk kan ontstaan.
Afstelling van de beeldkwaliteit is mogelijk terwijl de versnellingshendel (handgeschakelde
versnellingsbak) of de keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruit (R) staat.
Er zijn vier instellingen die kunnen worden afgesteld: helderheid, contrast, kleurtint en
kleur. Besteed tijdens het afstellen voldoende aandacht aan de omgeving van de auto.

1. Selecteer het pictogram op het scherm voor het tonen van de tabbladen.
2. Selecteer het gewenste tabblad-item.
3. Stel de helderheid, contrast, kleurtint en kleur af met behulp van de schuifregelaar.
Druk op de terugsteltoets als u moet terugstellen.
4. Selecteer het
pictogram op het scherm voor het sluiten van het tabblad.


Page 446 of 850

4–269
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.
Parkeersensorsysteem *
Het parkeersensorsysteem maakt gebruik van ultrasonische sensoren voor het opsporen
van hindernissen rondom de auto bij het parkeren van de auto in een garage of tijdens het
¿ leparkeren wanneer er met een snelheid van ongeveer 10 km/h of minder met de auto
wordt gereden. Het systeem is uitgerust met een hulpinrichting die de bestuurder op de
hoogte stelt van de benaderde afstand vanaf de auto tot aan de omliggende hindernis via het
gebruik van een pieptoon en een hindernisdetectieaanduiding
* .


Voorste sensor
Voorste hoeksensorAchterste sensor
Achterste hoeksensor
Voorste sensor
Voorste hoeksensorAchterste sensor
Achterste hoeksensor
Sedan
Wagon

WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het parkeersensorsysteem en controleer tijdens het rijden
steeds visueel de veiligheid rondom uw auto.
Het systeem kan de bestuurder assisteren bij de besturing van de auto in voorwaartse
en achterwaartse richting tijdens het parkeren. Het detectiebereik van de sensoren
is beperkt, dus door tijdens het rijden enkel op het systeem te vertrouwen kunnen
er ongelukken veroorzaakt worden. Controleer tijdens het rijden steeds visueel de
veiligheid rondom uw auto.


Page 447 of 850

4–270
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
  Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik
van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen
niet kunnen opsporen.
  Het is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
 


 Wanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
 


 Wanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
 


 Wanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.



 Wanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.



 Wanneer de auto buitengewoon scheef staat.



 Onder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.



 Wanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met
gras bedekte wegen wordt gereden.
 


 Alles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van
een andere auto, het motorgeluid van een motor¿ ets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
 


 Wanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
 


 Wanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
 


 Wanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.



 Wanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt. 

 Hindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen
die lager zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel
opgespoord maar worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer
opgespoord.
  Het is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden: 



 Dunne voorwerpen zoals kabel of touw



 Materialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw



 Hoekvormige voorwerpen



 Bijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde



 Kleine, korte voorwerpen 

 Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.


Page 448 of 850

4–271
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Het is mogelijk dat er een storing is in het systeem als de zoemtoon niet werkt of
als het indicatielampje niet brandt wanneer de parkeerhulpsensorsschakelaar wordt
ingeschakeld. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda
reparateur.
  Het is mogelijk dat er een storing is in het systeem als de zoemtoon die een
systeemstoring aangeeft gehoord wordt en als het indicatielampje knippert. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur.

 Het is mogelijk dat de zoemer die een storing in het systeem aangeeft niet wordt
gehoord als de omgevingstemperatuur buitengewoon laag is, of als er zich modder,
ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht. Verwijder alle vreemde
bestanddelen van het sensorgedeelte.
  Raadpleeg bij het monteren van een trekhaak een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur.
Sensordetectiebereik
De sensoren kunnen hindernissen opsporen binnen het volgende bereik.


Detectiebereik van voorste sensor
Detectiebereik van voorste hoeksensorDetectiebereik van achterste
sensor Detectiebereik van achterste hoeksensorBEenheid: cm
A
D
CA: Ongeveer 50
B: Ongeveer 50
C: Ongeveer 100
D: Ongeveer 150



Page 449 of 850

4–272
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Gebruik van het parkeerhulpsensorsysteem
Wanneer het contact op ON staat en de parkeersensorschakelaar wordt ingedrukt, klinkt de
zoemer en gaat het indicatielampje branden.
Wanneer de parkeersensor is geactiveerd en het contact op ON wordt gezet, klinkt de
zoemer en gaat het indicatielampje branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om het systeem uit te schakelen.


Bedieningsvoorwaarden
Het parkeersensorsysteem kan worden gebruikt wanneer aan alle onderstaande voorwaarden
is voldaan:
 


 Het contact op ON wordt gezet.



 De parkeersensorschakelaar is aangezet.
OPMERKING

 (Voertuig met automatische transmissie)  De detectieindicator en de zoemer van de voorste sensoren/voorste hoeksensoren
werken niet wanneer de keuzehendel in de stand P staat.
  Waneer de handrem wordt aangetrokken, worden de detectieindicator en de zoemer
niet geactiveerd.


Page 450 of 850

4–273
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Hindernisdetectieaanduiding
De positie van een sensor die een hindernis heeft bespeurd wordt aangeduid. De meter gaat
op verschillende punten branden, afhankelijk van de afstand naar de hindernis die door de
sensor bespeurd wordt.
Naarmate de auto een hindernis dichter nadert, gaat de zone in de meter dichter bij de auto
branden.


LinkervoorhoeksensormeterRechtervoorhoeksensormeter
Rechterachterhoeksensormeter
LinkerachterhoeksensormeterVoorste sensormeter
Achterste sensormeter



Page:   < prev 1-10 ... 401-410 411-420 421-430 431-440 441-450 451-460 461-470 471-480 481-490 ... 850 next >